Drie Marathon Heroes: de verhalen

Geplaatst op Donderdag, 14 april 2011
Drie Marathon Heroes: de verhalen

Je vraagt een wielrenner toch ook niet naar zijn eindtijd?

Kamiel Maase (2.08,21), Gerard Nijboer (2.09,01) en Marti ten Kate (2.10,04) zijn de drie snelste Nederlanders aller tijden op de marathon. Vreemd genoeg traden ze nooit met z\'n drieën op. Tot Ten Kate aan Nijboer en Maase vroeg voor een clinic op Papendal voor medewerkers van partners en suppliers van NOC*NSF, die zich onder leiding van Ten Kate voorbereiden op de marathon van Berlijn. De drie tenoren liepen mee met de duurloop van 20 kilometer, maar moesten eerst vertellen. Over nu, maar vooral vroeger.

\"\"

De oude doos ging open. Wat wil je ook, als Gerard Nijboer, Kamiel Maase en Marti ten Kate bijeen zijn. Dan komen er verhalen boven uit andere tijden. Zo ontdekte Nijboer pas een dag ná zijn 2.09,01, gelopen in het voorjaar van 1980 in Amsterdam, dat het een Europees record was. Nu ondenkbaar, toen paste het in de tijd. Nijboer: ‘Als je wat wilde weten, pakte je de medische encyclopedie. Een krachtcentrum of fysio? Was er niet. We experimenteerden, je hoorde wel eens wat van oudere lopers.\'

Nijboer werkte en deed het lopen erbij. ‘Ik was per ongeluk versneld bij de marathon uitgekomen. Die lange afstanden, dat lag me wel. Ik was 23 jaar toen ik in Enschede in 1979 Nederlands kampioen werd. Het was 23 graden en ik liep twee-zestien. Dan is een tijd van 2 uur 14 ook mogelijk, werd gezegd. Daarmee kon ik naar de Olympische Spelen van Moskou. Ik was daar eigenlijk niet zo mee bezig, eerlijk gezegd.\'

Nijboer kwam in de nationale marathonselectie. ‘Daar kreeg ik voor het eerst te maken met tijd. Voor 1980 liep niemand op tijd. De marathon was winnen. Onderweg werd naar elkaar gekeken, tactisch gelopen. Zoals in het wielrennen. Nu draait alles om tijd in de marathon. Maar, je vraagt de winnaar op l\'Alpe d\'Huez tijdens de Tour de France toch ook niet of hij teleurgesteld is, omdat het vorig jaar drie minuten sneller ging. Stel je voor.\'

Haas
In Amsterdam 1980 speelde de tijd wel een rol, vanwege die kwalificatie voor Moskou. De haas was de eerste 15 kilometer niet snel genoeg. ‘Halverwege lagen we weer op schema voor die 2 uur 14. Daarna heb ik niks meer gehoord. Toen ik bij de finish op de Dam de klok zag, dacht ik: dat kan niet. De tweede helft van de marathon was in 1 uur 2 gegaan, tevens een persoonlijk record op de halve marathon.\'

Strijd boven tijd, dat is voor Nijboer de marathon. ‘We gaan het weer zien met de Dutch Battle tijdens de Jaarbeurs Utrecht Marathon. Zonder hazen.\'
Utrecht heeft louter Nederlandse atleten gecontracteerd en bekostigde deels hun voorbereiding. Daarmee wil de nieuwe organisator Louran van Keulen de Nederlandse wegatletiek een impuls geven. Marti ten Kate vindt het een mooi initiatief. ‘Positief is vooral dat die jongens elkaar opzoeken, samen trainen en wedstrijden lopen. Dat deden wij vroeger ook heel veel.\' Nijboer: ‘Die saamhorigheid is goed.\' Maase: ‘Het kan een stevige strijd worden, met misschien een tijd van 2.13 voor de winnaar. Mooi.\'

Utrecht nodigde geen buitenlandse atleten uit. Geen Kenianen dus, die ook in Utrecht jarenlang domineerden en zorgden voor een parkoersrecord van 2.09,41 (William Kipchumba, 2009). Dat ook geluiden over ‘omstreden\' en ‘discriminatie\' zijn te horen, kan Kamiel Maase wel een beetje begrijpen. ‘Maar de insteek is iets anders, die heeft niets met discriminatie te doen.\' Nijboer: ‘De Kenianen mogen toch komen? Nauwelijks iets te verdienen? Kan zijn, maar ze mogen wel komen.\' Ten Kate: ‘Een Keniaan met en pr van 2.10 die naar Rotterdam belt, is ook kansloos.\' Nijboer: ‘Bij de grand prix komen atleten van dat niveau ook niet binnen.\'

Publiciteit
De publiciteit en reuring rond de Dutch Battle vinden de drie prima. ‘Het maakt heel veel los, dat is positief,\' aldus Maase. ‘De kritiek zal zijn, dat de Nederlanders zich in Utrecht verstoppen voor de internationale concurrentie. Maar het is ook niet eerlijk om ons drieën te vergelijken met de nieuwe generatie. Het internationale veld ziet er nu totaal anders uit. Er waren destijds geen tientallen Afrikanen die 2.05 of 2.06 liepen.\'

Toch heeft Maase in zijn jaren veel gestreden met die snelle jongens van de Afrikaanse hoogvlakten. Op goede dagen kon hij mee, soms won hij. Dat lukt steeds minder Europeanen, ze lijken de moed op te geven. Nijboer, nu coördinator wegatletiek bij de Atletiekunie, gelooft nog altijd in de Europese kansen op zware parkoersen. ‘Dan blijken de Afrikanen toch niet zo dominant. Die omstandigheden vind je vooral op WK\'s of Olympische Spelen. Samuel Wanjiru was in Beijing 2008 pas de eerste Olympisch kampioen op de marathon uit Kenia. Ik ben er ook nog altijd van overtuigd dat Luc Krotwaar in Athene 2004 derde had kunnen worden.\' Krotwaar had zich kort voor de start geblesseerd terug moeten trekken. De Italiaan Stefano Baldini werd er Olympisch kampioen.

Nijboer kent het zware parkoers tussen Marathonas en Athene maar al te goed, hij werd er in 1982 Europees kampioen. Onvergetelijk was het moment, bij kilometer 37, waarop hij als koploper moest stoppen om zijn veter vast te strikken. Vergelijkbaar met de lekke band van Hennie Kuiper, kort voor zijn zege in Parijs-Roubaix in 1983. Nijboer: ‘Anton Geesink hing Nijboer bij de prijsuitreiking de medailles om en zei: ‘Je had zeker een afspraak met Adidas...\'

Zilver
Nijboer was zelf deelnemer aan drie Olympische Spelen en haalde bij zijn debuut in Moskou zilver. Acht jaar later in Seoel stonden Nijboer en Ten Kate samen in de Olympische marathon. Ten Kate liep daar ook de 10.000 meter. Kamiel Maase was ook drie keer op de Spelen. Tijdens Sydney 2000 en Beijing 2008 liep hij de marathon, in Athene 2004 de 10.000 meter. Marti ten Kate heeft het bij elkaar opgeteld en komt tot 21 EK\'s, WK\'s en Olympische Spelen voor de drie. ‘Zou ik de EK-cross meetellen, dan gaan we over de dertig toernooien.\'

Zelf liep Ten Kate in 1985 ‘officieel\' zijn eerste marathon, ook al nam hij drie jaar eerder al deel aan de Midwintermarathon. ‘Kan niet zo moeilijk zijn, dacht ik. Ik had al een keer 28 kilometer gelopen in de training. Ik schreef me in en aan de hand van kilometerpaaltjes langs de weg, liep ik de afstand een keer helemaal. In 2 uur 27. Dat komt wel goed, dacht ik. In Apeldoorn ging het goed, tot 25 kilometer. Daarna werd ik gepasseerd door van alles en nog wat. Ik finishte in 2.28. Die tijd uit de training is nog lang mijn pr op de marathon gebleven.\'

‘Ik was een kruidje-roer-me-niet,\' aldus Ten Kate. ‘Ik heb veel geleerd door in Deventer op de baan te gaan trainen met Gerard Nijboer en de anderen daar. Ik had tot die tijd geen idee hoe je een lange duurloop deed. Ik vloog er gewoon maar in.\' Later, toen hij in Leiden bij Bram Wassenaar trainde, ging hij serieus trainen voor de marathon. Ook hier ging het om trainen met verstand. Kamiel Maase, die jaren later ook bij Wassenaar trainde: ‘In de VS werd de trainer langs de baan boos als je je tempo\'s te langzaam liep. Bram werd alleen kwaad als het te hárd ging.\'

1999
Ten Kate was dik tevreden met zijn tijd van 2.12,56 bij zijn eerste ‘officiële\' marathon in Rotterdam. ‘Ik ben daar ooit begonnen als haas.\' Maase: ‘Daar weet ik alles van...\' Het is het verhaal uit 1999. Uit een nog niet zo oude doos dus, toen op de marathon al alles draaide om strakke regie en tijd. Maase werd vier dagen voor Rotterdam overgehaald door atletenmanager Ellen van Langen de eerste 15 kilometer op kop te lopen. Eerder had hij geweigerd, hij rustte uit van zijn geslaagde kwalificatie op de 10.000 meter voor de WK in Sevilla. ‘Maar ja, als een dame als zij belt... De haas was geblesseerd geraakt. Hij was van ASICS, ik ook. De sponsor wilde graag in beeld.\'

Het tempo van drie minuten per kilometer was voor Maase geen probleem. ‘Dat liep ik destijds ook nog wel achterste voren, in spijkerbroek. Ik had een maatje van me met droge kleren bij kilometer vijftien gezet. Daar zou ik uitstappen.\' Maase werd meteen gegrepen door de ambiance in Rotterdam. ‘Zo machtig mooi. Ik heb na 15 kilometer naar m\'n maatje gezwaaid. Nou ja, dacht ik, ik ga wel door tot 20 of 25 kilometer. Het ging zó makkelijk. Bij 30 à 32 kilometer zaten we nog op het schema van 2.07, dat toen het wereldrecord was. Daarna ging het minder. Ik had ook nog steeds niks gedronken, ik had de bidons alleen maar weggegeven aan de mannen in de kopgroep. Ik was al een beetje aan het kijken waar ik kon uitstappen, weg van de camera\'s. Op dat moment zakte het tempo in. Ik dacht: ‘de dood of de gladiolen\' en ben naar voren gestormd. Ik zie wel waar het schip strandt, dacht ik nog. Nou, dat was twee kilometer verder...\'

‘Eitje, zo\'n marathon,\' zei hij, na strompelend over de finish (2.10,08) te zijn gekomen. ‘Daarover waren wel wat marathonlopers verbolgen.\' In werkelijkheid had hij nog dagenlang amper op z\'n benen kunnen staan na zijn wonderlijke debuut op de marathon. ‘Het eerste dat ik na de finish kreeg te drinken, was een pilsje. Dan zeg je wel wat rare dingen...\'

Maase was pas op de Coolsingel nog nipt gepasseerd door Greg van Hest, die steeds had gedacht eerste Nederlander in de race te zijn. Want Maase, die was toch al lang uitgestapt? Tot bondscoach Gerard Nijboer op de motor naast hem kwam en zei: ‘Zie je dat streepje in de verte? Dat is Kamiel.\' Van Hest perste nog iets van een versnelling uit z\'n vermoeide lijf en finishte in 2.10,05.

‘Eigenlijk,\' zegt Nijboer, ‘moet Greg hier ook staan. De beste vier, dat doet recht aan zijn prestaties.\'

Tekst: Pim van Esschoten
Foto: Richard Schoonderwoert

Een filmpje van NOC*NSF van de clinic op Papendal vind je hier.
Een verslag van de bijeenkomst vind je hier op de site van NOC*NSF.