Sprinten naar een hoger niveau
In de afgelopen dagen heeft topcoach Ralph Mann de Nederlandse sprinttop uitgebreid geanalyseerd. Tegelijkertijd volgden 25 coaches een cursusprogramma waarin Loren Seagrave hoofddocent was. Bondscoach Wigert Thunnissen haalde beide Amerikanen naar Papendal.
Terwijl de coaches nog bezig zijn aan het toetje van hun avondmaaltijd is Eva Lubbers in de sprinthal bezig aan haar warming-up. De sprintster uit de estafetteploeg op de 4 x 100 meter is vanavond \"proefpersoon\" bij de analyse die de Amerikaanse topcoach Ralph Mann deze week maakt van alle sprinters in de Nederlandse top. De pupil van Tim Verlaan en Wigert Thunnissen is uitverkoren om haar \"kunsten\" voor het front van de complete cursistengroep te vertonen.
Terwijl Thunnissen zich bezig houdt met de techniek, zodat de camerabeelden van Lubbers straks op een groot scherm zijn te zien, pakt Mann een rolmaat uit zijn tas. Hij legt de maten van de atlete - armen, benen, romp - vast in zijn computer. Met die gegevens roept hij uit zijn database het ideale model op: een poppetje, getekend met simpele streepjes dat zó beweegt dat het de beste start- en looptechniek weergeeft voor een vrouwelijke sprintster van deze lengte.
Biomechanisch onderzoek
Die ideale technische vaardigheden heeft de Amerikaanse coach niet zelf bedacht. Ze zijn gebaseerd op biomechanisch onderzoek naar de internationale sprinttop in de afgelopen dertig jaar. Bij het analyseren van het lopen op maximale snelheid van sprinters en hordelopers speelde Ralph Mann een belangrijke rol. Hij legde zijn kennis neer in het boek \"The mechanics of sprinting and hurdling\" en gaf daarover een lezing op het Trainerscongres van de Atletiekunie in november vorig jaar.
Dat was een goede kennismaking met - kort samengevat - de theorie en praktijk van de \"front side mechanics\". Die term staat voor een looptechniek, voornamelijk gebaseerd op de voorwaartse beweging (waarover straks iets meer).
‘Maar na die kennismaking wilden we meer verdieping\', zo verklaart Thunnissen het plan om met beide Amerikanen een cursus te organiseren én om de Nederlandse sprinttop aan een uitgebreide analyse te onderwerpen. De respons was boven verwachting. ‘Ik wilde het bewust kleinschalig houden, met tien tot vijftien deelnemers, zodat je echt de diepte in kunt tijdens de inleidingen en discussies. Ik wil hen het concept van de sprint laten voelen, maar bovendien de didactische vormen overbrengen waarover de sprintcoach dient te beschikken. Maar zo\'n cursus kost de deelnemers veel geld. Tot mijn verbazing meldden zich echter wel veertig coaches. Uiteindelijk heb ik er 25 uitgenodigd, om de groep niet te groot te maken.\'
Volle snelheid
Als de cursistengroep in de sprinthal is gearriveerd en de beamer z\'n werk doet, laat Mann Eva Lubbers een paar maal op volle snelheid korte sprints lopen. Camera\'s leggen het bewegingspatroon van de zijkant en van voren vast. Er staat ook een high speed camera opgesteld. De vertraagde beelden van Lubbers sprintende lijf mengt Mann met lijnen van de \"ideale\" sprintster: het model dat hij baseert op de analyses van de Amerikaanse topsprintsters.
‘Hm, wel een beetje jammer. Ze verslaat mijn model\', zegt de Amerikaanse coach schertsend, als hij de eerste opnamen bestudeert. De lijntjes op het beeldscherm vallen vrijwel samen met de bewegingen van Lubbers. Ze plaatst het onderbeen bij de landing niet te ver vóór het lichaamszwaartepunt. De voet heeft bij de landing al voldoende achterwaartse snelheid, zodat de voorwaartse beweging van het lichaam niet teveel wordt afgeremd. En - een belangrijk element van front side mechanics - het grondcontact is kort en Lubbers \"duwt\" zich niet naar voren door met het achterbeen af te zetten. ‘Dat zie je veel sprinters van een minder hoog niveau nog doen\', zegt Mann. ‘Maar je levert veel minder energie op dan wanneer je je kracht concentreert aan de voorkant van het lichaam en de knie op tijd naar voren brengt.\'
Lubbert staat even later te glunderen. ‘Het is heel fijn om te horen dat de onderdelen van mijn techniek waar ik het afgelopen jaar heel hard aan heb gewerkt kennelijk flink zijn verbeterd\', zegt ze. ‘En het is bijzonder om te merken dat Seagrave dat er ook meteen uithaalt.\'
Startjes
Dat er nog wel wat te verbeteren is, blijkt even later als Mann en Seagrave Lubbers een paar startjes laten doen en als de beelden daarvan op dezelfde manier worden vergeleken met zijn ideale model. Lubbers weet zelf maar al te goed dat dit een zwakker onderdeel van haar techniek is. Maar zij krijgt het - samen met haar beide coaches - nu wel heel helder in beeld - letterlijk op het beeldscherm van de computer.
Lubbers beweegt na het startschot teveel in verticale richting. Mann vraagt haar, als ze in de blokken klaarzit, meer naar voren te buigen en de angst om voorover te vallen te overwinnen. Om eraan te wennen bij de eerste passen lager te blijven, vraagt hij haar de voeten letterlijk over het kunststof te slepen.
‘Op dit punt kan ze de meeste progressie boeken\', is zijn conclusie. ‘Ze is explosief en beweegt actief, maar die beweging moet meer naar voren worden gericht.\'
‘Hij slaat de spijker op z\'n kop\', zegt Lubbers even later.
Luttele verschillen
Uitgedrukt in cijfers gaat het om luttele verschillen als Ralph Mann zijn onderzoek naar de verschillen tussen de absolute top en de subtop presenteert. Of je nu 4,6 passen per seconde loopt, of 4,5? Of je paslengte 2,70 is of zeven centimeter minder?
Hij vertaalt die cijfers naar de praktijk. ‘Het verschil bij de finish tussen de nummer 1 en de nummer 4 in de finale van de 100 meter bij de Amerikaanse trials was dit jaar zo\'n 40 centimeter. Dus dit soort finesses bepalen uiteindelijk of je wel of niet naar de Spelen gaat.\'
Tekst: Cors van den Brink,
Archieffoto\'s: Erik van Leeuwen.
Een uitgebreid (eerste) artikel over de biomechanica van het sprinten van Wigert Thunnissen, gebaseerd op het werk van Ralph Mann, is verschenen in het tijdschrift Sportgericht (nr. 3/2012).