Slimmer speuren naar de talenten van de toekomst
Technisch directeur Peter Verlooy blikt terug én vooruit
Peter Verlooy
Hoe kijk je terug op de afgelopen Olympische Spelen?
‘Ik maak daarbij een verschil tussen de feitelijke analyse (die van de statistieken) en de gevoelsmatige. Natuurlijk was de ambitie van de Atletiekunie om een medaille te winnen op de OS. Daarin zijn we helaas niet geslaagd. Maar atletiek is natuurlijk meer dan medailles. We zijn met een behoorlijk groot team naar Londen afgereisd. Dat betekent dat een flink aantal atleten de pittige Olympische limieten heeft gehaald. Dat is een goed teken. Churandy Martina liet in Londen zien weer helemaal terug te zijn op wereldniveau en kwam dichtbij de medailles. Ook de beide estafetteteams 4x100 meter hebben het met hun finaleplaatsen uitstekend gedaan. Daarnaast nog de finaleplaats van Erik Cadée en prima prestaties van Dafne Schippers (twaalfde) en Nadine Broersen (dertiende met een persoonlijk record). De cijfers worden goed weergegeven in onderstaande twee grafieken:\'
Grafiek 1. Olympische statistiek aantal Top-8 noteringen 1972-2012
Grafiek 2. Olympische statistiek Puntentabel 1972-2012
‘Als ik verder kijk naar de breedte van het team staan we op IAAF placing table in Londen op een 23ste plaats in het landenklassement en zijn we binnen Europa het 11de land. Dat is de beste prestatie op de Olympische Spelen sinds Londen 1948 en Helsinki 1952. Tegelijkertijd behaalden we dus geen medailles. Dat is en blijft het streven, hoe moeilijk dat ook is. Als je die ambitie niet meer hebt kun je beter stoppen. Dus in die (gevoelsmatige) zin ben ik een beetje teleurgesteld over Londen. Als we het wat breder trekken en kijken naar de afgelopen tien jaar wordt het echter duidelijk dat we in de breedte een opgaande lijn zien. Natuurlijk wonnen Gerard Nijboer (1980), Ria Stalman (1984) en Ellen van Langen (1992) medailles, maar de statistiek laat zien dat dit met name in 1980 en 1992 de enige wapenfeiten waren op die betreffende toernooien.\'
Op de Paralympische Spelen is een grote stap voorwaarts gemaakt?
‘De aangepaste atletiek in Nederland heeft de afgelopen jaren een stormachtige ontwikkeling doorgemaakt. Net als in veel andere paralympische sporttakken is er veel veranderd. Vanaf 2006 is de aangepaste atletiek ondergebracht bij de Atletiekunie. Na tegenvallende prestaties in Beijing 2008 is in 2009 gestart met een fulltime programma op Papendal onder leiding van de nieuwe bondscoach Guido Bonsen. Met ingang van 2012 is daar een tweede coach bijgekomen in de persoon van Arno Mul. Met sponsoring door Otto Bock en Frank Jol, een nieuwe teammanager en fysiotherapeut kan met recht gesproken worden over een revolutie binnen het Dutch Parathletics Team.
Deze veranderingen hebben geleid tot een zeer succesvol EK in Stadskanaal waar maar liefst 20 medailles werden behaald, en geweldige resultaten tijdens de Paralympische Spelen in London 2012. In totaal werden daar 7 medailles (1x goud, 4x zilver en 2x brons) en 15 finaleplaatsen behaald. In totaal bezet Nederland bij atletiek een 26ste plaats in het medailleklassement; in totaal werden door 60 landen medailles gewonnen. Met Olympische kampioen Marlou van Rhijn als absolute ‘star\' met naast goud ook nog zilver.\'
Helsinki was ongeëvenaard?
‘Het EK in Helsinki was inderdaad een prachtig toernooi met twee fantastische gouden en drie zilveren medailles. Ook voor de EK kwalificeerden zich vele atleten. Als we in Helsinki naar de breedte van het team kijken met maar liefst 13 finaleplaatsen dan ben ik daar dik tevreden over. We werden negende op de EAA Placing Table. Natuurlijk, een EK in een Olympisch jaar is een nieuwe dynamiek maar een plak is een plak en goud blijft goud. Niemand hoor je meer over het feit dat de Olympische Spelen 1980 en 1984 met een boycot te maken hebben gehad en dat daardoor de medailles van Gerard Nijboer en Ria Stalman gedevalueerd zouden zijn.\'
Tabel 3: Top acht noteringen EK 1978-2012
Tabel 4: Behaalde punten EK 1978-2012
Dit jaar was er één jeugdtoernooi, de Wereldjuniorenkampioenschappen in Barcelona
‘De WJK was deze keer wat minder succesvol. We waren de afgelopen jaren wel wat verwend met een bijzondere generatie waaronder o.a. Jamile Samuel en Dafne Schippers. Nu was het de beurt aan weer een nieuwe generatie. Vooral de bronzen plak van Tim Dekker op de tienkamp viel op, en daarnaast natuurlijk de finaleplaatsen van Eva Reinders bij het kogelslingeren en de meisjes estafette 4 x100. We moeten daarbij ook in ogenschouw nemen dat medaillekandidaten als tienkamper Pieter Braun (hij miste de aanvangshoogte bij het polsstokhoogspringen) en zevenkampster Anouk Vetter (struikelpartij op de 100 horden) wat pech hadden en daardoor niet konden laten zien wat ze in huis hadden.\'
Jouw conclusie over 2012?
‘Overall, alle toernooien bij elkaar nemend hebben we zeker geen slecht jaar achter de rug. Tegelijkertijd is dit natuurlijk geen enkele garantie voor een succesvolle nieuwe Olympisch cyclus. Er is veel werk te verzetten en wederom werd in Londen en Barcelona duidelijk dat de concurrentie ook niet stil zit. Steeds meer landen in investeren in topsport. Dat betekent dat we zelf ook meer moeten investeren om onze achterstand in te lopen\'
Waar denk je concreet aan als je het hebt over talentontwikkeling?
‘Een professionele aanpak is nodig om de goede stappen voor de toekomst te maken. Supertalenten komen maar eens in de zoveel tijd voor. Scouting zal dus in de komende jaren een grotere rol gaan spelen. Niet alleen in de atletiek maar ook daarbuiten. Atletiek is in Nederland een kleine sport. Er zijn zo\'n 9000 CD-junioren en 4500 AB-junioren. We praten dus niet over grote groepen sporters. Het is van groot belang de vijver niet alleen groter te maken maar ook om slimmer te speuren naar de talenten van de toekomst. Wat nodig is een scout die dit structureel gaat organiseren en de verbinding gaat leggen tussen onderwijs, de atletiekclubs met ambitie en eventueel gezamenlijk met andere sporten en sportbonden.\'
Je bent nu 12 jaar werkzaam voor de Atletiekunie, eerst als hoofdcoach, sinds 2006 als technisch directeur. Wat heb je qua topsportcultuur veranderd en zien veranderen?
‘In algemene zin: Van groot belang is geweest dat we de lat hoog hebben gelegd. En ook een duidelijke ambitie hardop hebben uitgesproken: meedoen met de wereldtop en zo mogelijk medailles winnen. Dat is van groot belang, want als je die ambitie hebt is er ook een structuur nodig om deze ambitie te realiseren. Ik zie ook langzamerhand een mentaliteitsverandering bij de talenten. Dat ze steeds meer bereid zijn keuzes te maken. Het gaat in topsport altijd om het volgende dillemma: wil je de beste zijn en wil je daar ook alle consequenties van aanvaarden? Immers, dat gaat mogelijk ten koste van je woonplek, feestjes, werk of studie en soms ook relaties.\'
Speerpunten
‘Allereerst de keuze om in te zetten op een aantal speerpunten. Immers met de beperkte financiële middelen was het onmogelijk om alle disciplines op de kaart te houden. Dus keuzes maken voor onderdelen waar succes mogelijk is op basis van verleden, kennis en kunde van coaches en de aanwezige talenten en toppers. En onder ‘succes\' versta ik finaleplaatsen en medailles op internationale toernooien.\'
Fulltime programma\'s
‘Daarnaast het opzetten van een aantal fulltime trainingsprogramma\'s rondom die speerpunten. Dat was echt een noodzakelijke stap om het gevecht met de internationale concurrentie aan te kunnen gaan. Immers de internationale benchmark gaf aan dat, indien je als bond topsport hoog op de agenda hebt staan dit alleen structureel mogelijk is met fulltime atleten, fulltime coaches en fulltime faciliteiten. Maar dat is niet genoeg want topatletiek betekent ook dat alle andere flankerende zaken zoals medisch, mentaal, voeding, innovatie en (indoor)accommodatie permanent, dag in dag uit volledig, beschikbaar moeten zijn. En dat is alleen haalbaar indien je dit op één plek centreert. In de Nederlandse atletiek was dit een cultuuromslag. Analyse leerde immers dat dit op clubniveau in Nederland nauwelijks te realiseren valt. Natuurlijk zijn er een aantal uitstekende privé-initatieven, gebaseerd op een gepassioneerde coach die er naast zijn gewone baan probeert zoveel mogelijk tijd in te stoppen samen met een gedreven en getalenteerde atleten. Maar clubs zijn blijkbaar nauwelijks in staat om deze coaches fatsoenlijke trainersbanen te bieden. Zie dit niet als een verwijt maar als een constatering. Het is dan de verantwoordelijkheid van de bond om zelf fulltime trainingsprogramma\'s op poten te zetten. Dat ben je aan je toppers en talenten verplicht. Je kunt geen resultaten verwachten en zelf op de achterbank plaatsnemen. Je moet de leiding nemen in dat proces en ook je rug recht houden als de ontwikkeling trager gaat of zelf even stagneert. Het proces naar de top is er een van lange adem en geduld.\'
Beschikbare topfaciliteiten
‘Als derde het creëren van een topsportomgeving, de vernieuwing van het Nationaal Sportcentrum Papendal. Immers als je ambitieus bent hebt je een state of the art werkplek (structuur) nodig. Als je ziet wat er de laatste jaren op Papendal allemaal is gerealiseerd, mede met behulp van NOC, dan kan ik daar met trots op terugkijken. Binnenkort wordt de nieuwe Arnhemhal geopend die o.a. voor de atletiek ongekende mogelijkheden geeft. De gouden driehoek trainen, wonen en studeren is nu echt mogelijk.\'
Kennis en intervisie
‘Coaches zijn de erfdragers van de sport. Hoe beter de coaching des te beter de resultaten. We hebben dan ook een flinke inspanning gedaan om het niveau van de coaches omhoog te krikken. Via het het internationale congres Londen Calling zijn we er de afgelopen vier jaar in geslaagd om een groot aantal internationale topcoaches naar Nederland te halen. Ik ben ervan overtuigd dat dit op termijn zijn vruchten gaat afwerpen.\'
‘Wat nu van belang is dat we onze kop erbij houden, achter deze keuzes blijven staan, kritisch blijven, scherp analyseren en veranderen en verbeteren daar waar nodig. En bovendien, we hebben geen keus! Als we serieus met de wereldtop willen wedijveren zullen we toch echt minimaal hetzelfde moeten doen als de tegenstanders, eigenlijk beter. Want wat wij vandaag doen is morgen al niet meer goed genoeg.\'
‘Wat ik me daarnaast realiseer is dat de aansluiting met de rest van de atletiek in Nederland erg lastig wordt. Daar ligt wel een grote zorg, want de aanvoer en doorstroom van atleten is binnen dit topsportmodel van eminent belang. Op een aantal plekken wordt uitstekend werk geleverd zoals onder andere in Amsterdam (Oscar Terol) of Castricum (Guido Hartensveld) en daarnaast nog een aantal andere initatieven. Dat verdient ondersteuning maar dan moet je daar wel de middelen voor hebben. Maar we moeten echt verder werken aan het creëren van meer hoogwaardige trainingslocaties. Een epicentrum zonder flankerende omgeving loopt uiteindelijk dood.\'
Hoe zien de plannen voor Rio 2016 er uit?
‘NOC*NSF is samen met alle bonden bezig een nieuw topsportbeleid te ontwikkelen vanuit de nieuw vastgestelde Topsportagenda 2013-2016. Dit beleid is niet het eigendom van het NOC maar wordt gedeeld met bijna alle sportbonden in Nederland. Centraal staat daarin de ‘focusgedachte\', dat wil zeggen dat er door het NOC in de toekomst met name geïnvesteerd gaat worden in sporten, programma\'s en atleten die in Rio 2016 een aantoonbare kans hebben om bij te kunnen dragen aan de Top 10 ambitie (medailles en top 8 plaatsen) van Nederland. Dit heeft grote consequenties voor de ondersteuning van topsportprogramma\'s en disciplines, ook voor die van de Atletiekunie. We zullen nog strakkere keuzes moeten gaan maken. Een aantal disciplines en programma\'s draait op basis van de geboekte resultaten prima zoals meerkamp, sprint, kogelstoten/discuswerpen en paralympisch. Niet alleen prestatief maar ook qua volume. Maar een aantal heeft het ook moeilijk, zoals MiLa, horden en polsstokhoogspringen. Je moet als bond dan kritisch afvragen of je op deze wijze wel door wilt gaan of dat je beter het geld kunt stoppen in atleten en programma\'s die meer kansen hebben op succes richting de OS 2016. Het polsstokhoogspringen was het eerste fulltime programma in Nederland. We hebben helaas moeten vaststellen dat dit na zes jaar vooralsnog niet heeft gebracht wat we ervan verwacht hadden. Rens Blom stelde in zijn analyse vast dat er te weinig ambiteuze en talentvolle springers/sters zijn die er helemaal voor willen gaan en gebruik willen maken van het aangeboden fulltime topprogramma en de faciliteiten. Dan kun je niet anders dan polsstokhoogspringen als speerpunt beëindigen. Met name ook omdat, wegens gebrek aan resultaten in de afgelopen jaren en de huidige potentie, het NOC daar geen financiering voor wil gaan vrijmaken. Voor Londen wist uit het speerpunt MiLa alleen Robert Lathouwers zich te kwalificeren (net als in 2008, naast de wegatletes Lornah Kiplagat en Hilda Kibet). Gregory Sedoc was de enige hordeloper. Een teleurstellende ontwikkeling dat noch uit de bondsprogramma\'s noch uit club- of priveprogramma\'s meerdere atleten zich op deze disciplines konden kwalificeren voor de Olympische Spelen\'
‘Focussen biedt daarentegen ook kansen, want dat kun je het geld beter investeren in programma\'s en atleten die wel aantoonbaar succesvol zijn op mondiaal niveau of daar binnen een bepaalde termijn kunnen komen. Op dit moment weten we nog niet welke gevolgen de topsportagenda 2013-2016 heeft voor de huidige fulltime programma\'s. Pas na 1 december aanstaande geeft NOC*NSF uitsluitsel welke bonden en welke programma\'s ondersteund gaan worden, en wat de exacte subsidiebedragen zullen worden.\'
Is het dan niet noodzakelijk dat er een goede sponsor komt voor topatletiek zodat je ook zelf je keuzes kunt maken?
\'Ik moet inderdaad constateren dat we voor de topatletiek helaas grotendeels afhankelijk zijn van die subsidies. Een ding is zeker: indien we de ambitie hebben om medailles te willen winnen dan zullen meer moeten gaan investeren en daarbij is het binnenhalen van een sponsor van eminent belang. Hopelijk kan het EK in eigen land (Amsterdam 2016, red.) als vliegwiel dienen om sponsors te interesseren in atletiek. En dat is ook echt noodzakelijk want een van de doelstellingen van het bestuur voor dat EK is ‘in elke finale een Nederlander\'. Dat is een mooi streven maar dan zal er echt op korte termijn extra financiering gevonden worden om dit dan ook te kunnen faciliteren!\'
‘Daarnaast zie je gelukkig een ontwikkeling dat op regionaal en provinciaal niveau steeds meer ambitie komt voor de ondersteuning van talentontwikkelingsprogramma\'s op sportgebied. Sittard is een mooi voorbeeld maar ook de gemeente Rotterdam en Groningen en de provincie Brabant maken geld vrij voor regionale trainingsprogramma\'s. Van belang is dat dit gebeurt in samenwerking met het onderwijs, zodat de gouden driehoek talent, trainen en studeren ook op regionaal niveau goed gecombineerd kan worden.\'
Wat zou je in de Nederlandse topatletiek nog verder willen optimaliseren? Voor London noemde je het behalen van medailles een droom. Heb je ook een droom voor Rio?
‘Van groot belang is dat we beleidsmatig de ingezette weg kunnen vervolgen. Het is evident. Je doet aan topatletiek of je doet het niet. Scherpe keuzes zijn onlosmakelijk verbonden aan ambitie. Dat geldt voor atleten, coaches en natuurlijk ook voor de bond. Je ziet het ook in Groot-Brittannië of Duitsland. In Groot-Brittannië wordt nu, met ingang van 2013 gekozen voor slechts één High Performance Centrum (een soort Papendal) met alles erop en eraan. Duitsland maakt ook keuzes, gedreven door een sterke en professionele clubstructuur (neem Bayer Leverkussen met 10 full-time coaches) en richt zich vooral op meerkamp, werpen en springen. Maar het grote verschil met deze landen ten opzichte van Nederland is dat atletiek daar een grote sport is met een geweldig achterland. Het zit in de sportcultuur van het land, in de sportcultuur van het onderwijs. En over onderwijs gesproken. Het is van groot belang dat sport op school weer een echt vak wordt en dat we op de basisschool de CTO-toets voor bewegen gaan invoeren.\'
‘Natuurlijk blijf je dezelfde droom dromen als de oude droom nog niet is uitkomen. Immers de grote sucessen in het leven beginnen altijd met dromen. Het moet mogelijk zijn om op het Olympisch podium te staan. Daar blijf ik van overtuigd.\'
Tekst: Eric Roeske, Media Officer Atletiekunie
Grafieken: Ton de Kleijn, Atletiekunie-werkgroep Statistiek