Ook Frank Jol wil presteren
In Londen loopt hij rond met een klein koffertje met gereedschap. Frank Jol, de materiaalman. Hij moet zelf ook wel lachen om dat beeld. \'Maar mijn werk begint juist bij de mens,\' zegt hij. \'Het gaat om vertrouwen, ik kom heel dicht bij. Er zijn er die niet willen dat je aan die stomp komt. Marlou van Rhijn wil zelfs niet op tv het wisselen van de protheses laten zien. Maar ik moet wel voelen aan die stomp, heel intiem dus. Hoort bij mijn werk, dat dus veel meer is dan een goede koker bouwen.\'
Orthopedisch instrumentenmaker Frank Jol wordt geroemd door \'zijn\' atleten. Niet vreemd, ze zijn afhankelijk van goede protheses, van zijn werk. Ze hebben dan ook graag dat Frank erbij is. \'Het voelt veilig,\' zegt Iris Pruysen.\'
\'Hij kent mijn stomp beter dan ik,\' zegt Suzan Verduijn zelfs. Jol: \'Dat heb ik met meerdere klanten. Dat is mijn werk ook. Vergelijk het met een timmermansoog. Een vriend van mij heeft dat ook. Hij is schilder, staat voor een gebouw en weet precies hoeveel verf hij nodig heeft. Dat zijn de skills die je ontwikkelt. Ik zie een stomp, ik weet van anatomie. En ik voel; de dikte van de huid, hoe de spieren liggen, wat het vetpercentage is.\'
\'Nieuwe klanten vertel ik dat ik hun stomp eerst moet leren kennen. Pas later, als de belasting wordt opgevoerd, kom ik erachter wat nodig is. Net als een atleet en een trainer. De trainer ziet ook niet meteen hoe belastbaar iemand is. Ik heb het dan nog dubbelop, met die vraag van de belastbaarheid én het contact dat de stomp met de koker maakt. Daar komt nog bij dat de prothese voor het verspringen misschien wel goed is, maar hoe is dat na de zoveelste sprong? Als je moe wordt, ga je technisch toch anders springen. Is de koker ook dan nog goed? Als dat iet zo is, vergroot dat de kans op blessures.\'
Het verhaal hoe Jol in de sport belandde, begint in 1998 toen de eerste Flex-Foot, een uitvinding van de Amerikaan Van Phillips, op de Europese markt kwam. De eerste blades dus, zoals we die nu kennen. Frank Jol: \'Tot dat moment was er weinig ontwikkeld op het gebied van de protheses. Een wereld van grijze mannen in stoffige jassen. Die Amerikaan, kon dat niet accepteren en is zelf aan klooien gegaan met koolstofvezel. Dat is daarna als een olievlek over de wereld gegaan.\'
Ook Jol, die in Hoorn een onderneming met 21 medewerkers heeft, was in die tijd bezig met een zoektocht naar oplossingen. \'Een jonge vader die bij een motorongeluk zijn poot had verloren, wilde met z\'n zoon kunnen voetballen. Zomaar accepteren dat het niet lukt, kan ik niet. Ik was bezig zelf iets te maken.\' Toen de Flex-Foot op de markt kwam, begon hij met vijf jongens in de atletiek. \'Dat was voor mij het begin van een lange reis van trial and error. Ik heb mezelf gespecialiseerd in sport, meer dan alleen atletiek, maar ben veel op m\'n bek gegaan.\'
Vier jaar geleden was hij nog op eigen kosten in Beijing bij de Paralympische Spelen. \'Om atleten bij te staan.\' Een jaar daarna nam Guido Bonsen hem als de technische man op in het Dutch Parathletics Team. \'Met Guido is een professionele slag gemaakt. Voor die tijd was niet iedereen overtuigd van het belang van goed materiaal. Ik voelde me wel eens een indringer. Ik wilde het materiaal steeds testen, want als je beter getraind bent, heeft dat gevolgen voor de prothese. En atleten zijn natuurlijk afhankelijk van goed materiaal. Op een opoefiets kom je echt de l\'Alpe d\'Huez niet op.\'
Frank Jol gaat desnoods nachten door om het beste resultaat te krijgen. \'Ik heb een grote bewijsdrang. Niet ziekelijk, maar ik wil wel iets presteren. Onderscheidend zijn.\' Als hij van polycarbonaat een mal voor een koker maakt, kan het gebeuren dat het drie keer opnieuw moet. \'Daar schaam ik me niet voor. Ik heb dat altijd gehad. Ik kon nog niet lopen toen al bezig was met dingetjes. Op m\'n achtste maakte ik van wat draadjes iets dat op een radio leek. En op mijn elfde was ik de fietsenmaker van de buurt.\'
Nu richt hij zich dus op stomp en koker. En de voet, ook wel blade of veer genoemd, die er in verschillende vormen en maten zijn. \'Vergelijk het maar met de polsstok. De energie die je erin steekt, komt er ook weer uit. Als je het fysiek en technisch aankan pak je een stuggere stok. Marlou van Rhijn,\' zegt Jol, \'heeft het talent om haar voeten heel goed te plaatsen, ze loopt technisch goed. Wordt ze in de komende tijd sterker, krijgt ze ook een andere categorie voeten waar ze meer energie uit terugkrijgt.\'
De atleten zijn voor hem als coureurs in de formule 1. Ze geven de informatie, die de mecaniciens vertalen naar de snelste wagen. \'Maar we analyseren ook beelden. En dan gaat het om het configureren, het afstellen, de details.\' In het DPT houden de atleten een dagboek bij, waarin veel informatie wordt opgeslagen. \'Wat ze voelen, hoeveel arbeid ze leveren en rust pakken. Ook daar halen we veel uit. Ik had ooit een atleet die steeds in oktober een blessure had. Ik snapte er niks van. Bleek dat hij ooit rond 10 oktober zijn poot was verloren. Zijn probleem was puur psycho-motorisch.\'
Jol geniet van zijn werk, van zijn functie in het team. \'Ik ben ook een exhibitionist, wil laten zien wat ik kan. Dat mag ik graag tonen. En wat heeft het voor zin 70.000 uit te geven aan een vrachtwagen als het niks oplevert?\' Die vrachtwagen bouwde hij om tot een werkplaats, waarmee hij het DPT achterna reist. Tot in Valencia en Londen aan toe.
\'Ik ben ervan overtuigd dat dit een stap naar beter is, dat is ook mijn missie. De input van de atleten maken mij een betere instrumentenmaker. Als je gedreven bent, is dit toch het mooiste. Het is menselijk, medisch, technisch en het gaat om sport en prestatie. Mooie combinatie. En ik krijg er heel veel voor terug.\'
Tekst: Pim van Esschoten