Joshua Mols: Je moet ook je brutaliteit ontwikkelen

Geplaatst op Dinsdag, 3 augustus 2021
Joshua Mols: Je moet ook je brutaliteit ontwikkelen

In deze serie interviews komen coaches aan het woord van atleten die in de afgelopen tijd bijzondere prestaties hebben geleverd. Wie is die coach en wat is zijn visie op het trainen en op het vak van de trainer? In deze aflevering ontmoeten we Joshua Mols, de coach van Mike Foppen die in Tokio in actie komt op de 5000 meter.

Atleten op de midden- en lange afstand moeten meer ontwikkelen dan hun snelheid en duurvermogen, zegt coach Joshua Mols. Je moet ook je plek in het veld vast kunnen houden en dat betekent dat je soms brutaler moet worden dan je misschien van nature bent.

De coach richt zich dus op meer dan alleen de fysieke capaciteiten van zijn atleten, zegt Mols, die onder meer Tokio-ganger Mike Foppen in zijn trainingsgroep heeft. En in het verleden atleten als Jeroen van Erp, Daphne Panhuysen, Guus Jansen, Abdi Nageeye, Jesper van der Wielen en Julia van Velthoven mocht begeleiden.

Van voetbal naar atletiek

‘Als atleet behoorde ik in de regio tot de subtop’, vertelt Mols. ‘Ik ben vanuit het voetbal in de atletiek terecht gekomen. Mijn toenmalige coach zag in mij vooral een loper op de 800 en 1500 meter, terwijl ik me meer thuis voelde op de langere afstanden. Met trainingsweken van 70 tot 80 kilometer liep ik de 5000 meter onder de 15 minuten en de halve marathon in 1.08. Mijn grootste beperking zat in de verzuring: ik werd snel duizelig en daardoor raakte ik in wedstrijden te vaak mijn coördinatie kwijt.’

Als atleet had hij al interesse in de trainingsleer en hij begon hardlopende collega’s te begeleiden bij het bedrijf waar hij werkte. Via een stage in het kader van de cursus Trainer Loopgroepen (later gevolgd door Trainer-Coach B) belandde Mols bij AV Nijmegen (nu Nijmegen Atletiek), waar hij geleidelijk aan de begeleiding van de selectie-atleten ging overnemen. ‘Ik vond die opleidingen heel interessant en ik ben iemand die er plezier in heeft voor anderen te zorgen. Dus de keuze voor het trainerschap lag wel voor de hand’, zegt Mols. ‘Ik ben me blijven ontwikkelen door veel te lezen over de trainingsleer, cursussen te volgen en ook door veel contacten met mijn Vlaamse collega’s.’

Bostraining met de 8-jarige Mike Foppen

Hij woont sinds zijn twaalfde in Nijmegen, waar coaches niet altijd door één deur kunnen. Naast Nijmegen Atletiek kwam er het Seven Hills Running Team – met wijlen Has van Cuijk als grote animator. Ook Cifla – dat zich afficheert als dé club voor hardlopers – heeft haar domicilie op sportpark Brakkenstein. Mols zocht zijn weg tussen die concurrenten en kwam uiteindelijk terecht bij Team Zevenheuvelen – de samenvoeging van het Seven Hills Running Team en zijn eigen Joshua Trackteam. Maar vorig jaar oktober kreeg hij te horen dat het bestuur van dit team haar selectie én de coach, wilde opdoeken en dat zijn contract zou worden ontbonden. ‘We staan nog steeds op hun website, maar krijgen geen ondersteuning meer.’

Sindsdien gaat Mols zijn eigen weg en het lijkt erop dat hem dat eigenlijk wel goed bevalt. ‘Toen ik nog bij Nijmegen Atletiek zat, had ik een groep jonge atleten die ik wekelijks op zondagochtend een bostraining gaf, als een soort extraatje naast hun gewone trainingen. Die training begon ik bewust om 8.30 uur, zodat ik wist dat ze écht gemotiveerd waren. Eén van de lopers was de toen 8-jarige Mike Foppen’.


Fotografie: Orange Pictures (EK Indoor 2021, Torun)

Durven dromen

Nog altijd vormt de trainingsgroep de basis voor Mols’ werk als coach. Een vijftiental atleten van Team Zevenheuvelen koos ervoor de samenwerking met Mols voort te zetten. Driemaal per week staat hij voor deze groep. ‘Als het nodig is ga ik mee naar de fysio of de sportarts. En ik ben uiteraard bij de meeste wedstrijden’, zegt hij. Met Cifla en de gemeente Nijmegen zijn afspraken gemaakt over het gebruik van enkele lanen van de atletiekbaan. De contacten met de fysiotherapeuten bleven in stand. En Mols heeft op de atletiekbaan ook een eigen bedrijfje onder de naam Joshua’s Loopschool, waar hij recreatieve hardlopers onder zijn hoede neemt.

Atleten moeten durven dromen, maar ze moeten oude dromen ook kunnen loslaten, zo heeft Mols ondervonden. ‘Jesper van der Wielen droomde als voetballer van FC Barcelona. Toen hij overstapte naar de atletiek, heeft hij die droom vervangen door een andere. Hij wilde heel ver komen als toploper. Maar je kunt je alleen op iets nieuws richten als je die oude droom een plaats hebt gegeven.’

Ook Abdi Nageeye was zo’n atleet die moest durven dromen, zegt Mols. ‘Toen hij in april 2013 in de Parelloop het Nederlands record op de 10km verbeterde, was dat een belangrijk moment voor hem, omdat hij zag dat hij met de Afrikaanse lopers kon gaan concurreren.’

Rustig opbouwen

Het gesprek met Mols vindt plaats rond de laatste baantraining vóór de NK. Na de warming-up en de loopscholing verdeelt Mols de groep in twee- en drietallen, die elk hun eigen programma krijgen voorgeschoteld. ‘Bij de basistraining laat ik mijn atleten veel rond het omslagpunt lopen, om dat geleidelijk omhoog te brengen, zodat de verzuring zo lang mogelijk uit blijft. Maar in het wedstrijdseizoen is het programma uiteraard veel specifieker.’

De groepjes regelen zelf het starten van de tempo’s. Via hun sporthorloges zijn ze allemaal verbonden met de smartphone van Mols. ‘Zodat ik tijdens de training, maar ook naderhand kan uitlezen wat er tijdens de training is gebeurd.’

‘Ik ben een voorstander van de langzame opbouw’, zegt hij. ‘Ik wil graag weten hoe een atleet zijn of haar toekomst ziet. Als je nu al weet dat je over een paar jaar wilt afstuderen en daarna wilt stoppen met topsport, kan dat uiteraard, maar dan zijn je mogelijkheden beperkt. Want ik ben ervan overtuigd dat je langer en meer progressie kunt boeken als je je carrière rustig opbouwt. Maar dat vraagt om mentale belastbaarheid. Het gaat niet alleen om de ambitie om hard te trainen, maar ook om de vraag of je het kunt opbrengen om voldoende rust te nemen. Als je dat niet kunt, vraagt dat om problemen.’

Breed ontwikkelen

Hij geniet van een langdurige samenwerking met atleten, zoals met Van der Wielen en Foppen. Maar hij weet ook dat sommige atleten komen en gaan, zoals Nageeye. ‘Hij wilde in de VS gaan trainen bij Mo Farah en later in Kenia en Ethiopië. Ik heb hem nog enige tijd op afstand begeleid, maar dat was – ook door de tijdsverschillen – een te grote belasting. Dan is het beter om afscheid van elkaar te nemen. Het is nu eenmaal zo dat je met de ene atleet een heel intensief contact hebt en met de ander een oppervlakkiger. Beide kan werken, mits je het er maar over eens bent wat je nodig hebt.’

Meer in het algemeen geldt voor Mols dat atleten zich breed moeten ontwikkelen, ook in hun mens-zijn. Dat ontleent hij aan de haptonomie. ‘Ik vind het mooi als ze zich durven te laten zien, in wedstrijden en daarbuiten. Jesper van der Wielen klaagde er wel eens over dat andere atleten hem in de weg liepen. ‘Je moet je plek opeisen en vasthouden’, zei ik. Dat hebben we bewust getraind. Ik gaf tijdens de training andere atleten de opdracht om in de weg te gaan lopen. Daar heeft hij veel van geleerd, met als beloning een medaille op de EK onder 23.’


Tekst en beeld: Cors van den Brink