Iris Pruysen kan nog zoveel progressie boeken
Opmerkelijk, Iris Pruysen koos uitgerekend vrijdag de dertiende uit om er haar grote geluksdag van te maken. In Leverkusen sprong ze die dag in juli - slechts twee etmalen voor het sluiten van de limietperiode - eindelijk voorbij de eis van NOC*NSF voor Londen 2012 van 4.60 meter. Niet één, maar drie keer. \'Ineens viel alles op z\'n plaats. Ik was zó blij.\'
Maandenlang was de verspringster aan het knoeien geweest, vooral met haar aanloop. Na de trainingsstage dit voorjaar met het Dutch Parathletics Team in warm Valencia had ze in het kille, natte Hollandse voorjaar tien wedstrijden om de limiet te springen. \'Het lukte maar niet, ik werd er wanhopig van soms. En áls ik dan voorbij die 4.60 sprong, was het weer met teveel rugwind... Ook was ik in Valencia een beetje geblesseerd geraakt. Steeds was ik net genoeg hersteld om weer te springen bij wedstrijden. Maar echt fit was ik natuurlijk niet.\'
Toen het op de EK in Stadskanaal eind juni weer niet lukte, waren er tranen van wanhoop. Ze had zich zoveel van die wedstrijd voorgesteld. \'De vorm was goed, want op de 100 en 200 meter liep ik persoonlijke records.\' Maar bij het verspringen rommelde ze opnieuw met de aanloop. \'Ik was daarna echt bang het niet meer te halen.\'
Verdeelsleutel
Tot die dag in Leverkusen. Bij haar vierde poging was het raak met 4.78 meter. Gevolgd door 4.72 en 4.67. De limiet was binnen, maar daarmee ze het ticket voor Londen nog niet binnen. Op de Paralympische Spelen zijn slechts 1100 atleten toegelaten, hoewel wereldwijd zo\'n 1800 atleten hebben voldaan aan limieten van het IPC (de paralympische variant van het IOC). Volgens een verdeelsleutel mocht elk land een maximum aantal atleten meenemen. Nederland kreeg negen plekken (vier mannen, vijf vrouwen), terwijl dertien paratleten hadden voldaan aan de normen van NOC*NSF, scherper dan die van de IPC. Wel kregen de jonge talenten Stefan Rusch en Desiree Vranken een wild card van het IPC. Daardoor moest de technische nog één man en één vrouw als afvaller aanwijzen.
Maar wie? Het verdict zou vier dagen na Leverkusen volgen. Pruysen: \'Ik heb die dagen zitten rekenen met allerlei lijstjes met uitslagen. Ik was heel erg nerveus. Die dinsdag kwam het nieuws en ik heb dagenlang met een big smile rondgelopen.\'
Annette Roozen en Bart Pijs vielen af. Hun droom spatte die dag uiteen. Natuurlijk kan Iris Pruysen (24) zich voorstellen hoe Annette Roozen zich voelt. \'Ze is niet blij, logisch. Annette heeft de limiet veel vaker gehaald dan ik. En ze deed dat ook op de 100 meter, ik niet. Maar ik heb de afgelopen tijd weer meer progressie geboekt. Dat gaf de doorslag. En bij het narekenen van die lijstjes bleek ik bij de grading ook boven haar te staan.\'
Rekenmethode
Dat vraagt om uitleg. In Londen zijn de klassen T44 (Pruysen) en T42 (Roozen) samengevoegd in één wedstrijd. Springen met een amputatie onder de knie (T44) gaat echter verder dan met een amputatie boven het gewricht (T42). Daarvoor heeft IPC een rekenmethode ontwikkeld, waarbij de afstand wordt omgezet in punten (grading), die de eindstand bepalen.
Iris Pruysen deed zes jaar geleden deed ze examen voor de havo en sloot haar schooltijd af met een zeilkamp op het IJsselmeer. Een traditie op haar school. Bij een gasexplosie op de boot brak ze haar linkerenkel. Het echte probleem bleek rechts te zitten. In het Erasmus Ziekenhuis in Rotterdam is twee maanden lang tevergeefs geprobeerd haar onderbeen te redden.
\'Bij mijn revalidatie heb ik gezegd dat ik weer wilde korfballen. Albatros uit Zwijndrecht, die club was mijn leven. Het ging niet makkelijk, dat wenden, draaien en keren opeen prothese. Maar ik dacht nooit aan iets anders dan korfbal. Tot ik in 2009 in het revalidatiecentrum in Dordrecht voor het eerst op een blade stond. Ik ben gelijk lid geworden van een atletiekclub. Ik was verliefd op dat been.\'
Sensationeel
Of ze nu Marlou van Rhijn of Annette Roozen heten; alle atletes met een prothese beschrijven de eerste stappen op zo\'n blade als sensationeel. Ook Pruysen dus. \'Ik denk omdat het als normaal voelt. Zo anders dan andere protheses. Dat voelt aan als mank, lomp, het beweegt niet mee, het is een belemmering in het dagelijks leven. Maar rennen met de blade is zo gaaf. Ik heb nooit gedacht dat atletiek mijn sport zou kunnen zijn. Het is geen balsport, geen teamspel. Ik heb het nog een tijdje samen met korfbal gedaan, maar dat rondje rennen was zo lekker.\'
Na een talentendag op Papendal ging ze eens per maand op Papendal trainen, later eens per week. \'Ik ging vorig jaar bij het verspringen van 3.20 naar 4.33 meter. Die limiet van 4.60 meter was ineens niet zover meer weg. Toen ben ik ook gestopt met korfbal. Ik werd steeds fanatieker.\'
Begin dit jaar bracht ze haar werk als laborante in het ziekenhuis terug van drie naar twee dagen om vaker op Papendal te kunnen trainen. \'Vanaf oktober heb ik mijn werk opgezegd. Ik moest minimaal drie dagen werken, twee gaat niet. Maar dat is niet te combineren met atletiek. En dát is wat ik wil. Ik kan nog zoveel verbeteren. Kracht, snelheid, ervaring. Het kan allemaal nog beter. Daarom train ik vanaf oktober vier dagen in de week op Papendal, de rest thuis.\'
Ze vindt ook wel spannend, om alles op de sport te zetten. \'Dat wilde ik de afgelopen maanden ook, maar ik vond het toen nog een risico. Als ik me niet voor Londen zou plaatsen, was ik alles kwijt. Maar sinds die 4.78 meter van Leverkusen twijfel ik niet meer.\' In Londen wil ze het beste uit zichzelf halen. Als opstap naar Rio de Janeiro 2016, haar echte sportieve doel. Daar goud winnen bij het verspringen, dat is haar droom.
Tekst: Pim van Esschoten
Foto\'s: Coen Schilderman