Interview met Theo Hoex, nieuwe voorzitter Atletiekunie

Geplaatst op Maandag, 14 september 2009
Interview met Theo Hoex, nieuwe voorzitter Atletiekunie

Liefde voor de sport, feeling voor bestuurswerk. Dát is Th eo Hoex. Die twee eigenschappen combineert hij al sinds zijn jeugd. Want hoewel hij graag basketbalde, kanode, hockeyde of hardliep, was hij ook meestal de aanvoerder, de teamleider, de regelaar. Nu, als voorzitter van de Atletiek unie, is zijn bestuursambitie alleen maar groter geworden.

Eén van de mooie dingen van sport, vindt Theo Hoex, is dat het tegelijkertijd nivellerend en stimulerend werkt. Toen hij in militaire dienst zat – na zijn Cios-opleiding – werd hij zweminstructeur en trokken de kolonel en de generaal ’s middags ook de zwembroek aan om baantjes te trekken: ‘In sport vallen rangen en standen weg. Je leert er dingen die je in het dagelijks leven kunt gebruiken. Doelen stellen en daar naartoe werken, omgaan met teleurstellingen, successen vieren. De sport is een wereld waar misschien wel eens “ja, maar” wordt gezegd, maar meestal “ja, én”.’

GENERALIST EN DIPLOMAAT
Of het een gebrek aan talent was – als hockeyer speelde hij trouwens wel mooi voor het districtskampioenschap – of de hang naar het bestuurlijke, feit is dat Hoex al vrij snel de organisatorische kant koos. En op dat spoor bereikte hij grote hoogten. Naast veel meer was hij voorzitter van FC Den Bosch, bestuurslid van de FBO (Federatie Betaald Voetbal), directeur van de Nederlandse Volleybal Bond (onder meer tijdens de gouden Spelen in Atlanta in 1996), plaatsvervangend directeur van de Directie Sport van VWS en directeur van de KNWU. Overdag is hij tegenwoordig directeur/secretaris van gemeente Overbetuwe. Eigenlijk wilde Hoex (59 jaar nu) zijn horizon verbreden, zijn bestuurscapaciteiten ook eens in bijvoorbeeld de zorgsector aanwenden. Totdat hij eind vorig jaar in gesprek raakte met de Atletiek unie. Tegen beter weten in hield hij de boot nog even af, maar uiteindelijk ging hij voor de bijl: ‘Het imago, de klank van atletiek, zó’n mooie sport. En weet je, in mijn familie wordt bijna iedereen negentig, dus ik krijg vast nog wel eens gelegenheid om iets in de zorg te gaan doen.’ Hoex kan zijn borst natmaken. De Atletiekunie wil de roerige periode graag afsluiten en een aantal stevige ambities realiseren. Wat voor type bestuurder past in dat plaatje? Hoex zegt in de > 12 eerste plaats diplomaat te zijn: ‘Er moet verbinding zijn tussen het bestuurlijke en het sportieve aspect, het is mijn taak die verbinding te maken. Daarvoor moet je vooral diplomaat zijn, wat niet wil zeggen dat ik confrontaties uit de weg ga. Ik ben geen hardliner of control freak, maar probeer ook niet koste wat het kost alle schapen in het hok te houden. Ik wil met de kracht van overtuiging samen doelen stellen en daar commitment voor bereiken.’

\"\"

VERENIGEN EN VERBINDEN
Een van de uitdagingen is de professionalisering. De sportbond van de 21ste eeuw is geen bestuurlijk bastion, maar een faciliterende, stimulerende en verbindende organisatie in een sportieve en maatschappelijke context. De Atletiekunie heeft al grote stappen gezet in de professionalisering. Gevraagd naar een cijfer op de schaal van nul tot honderd zegt Hoex – heel diplomatiek – dat we ‘over de helft’ zijn. De kunst van professionaliseren is kennis en kader goed gebruiken: ‘In sporttechnische zin is het van belang dat we het beroepskader weten te verbinden met het vrijwilligerskorps. Dat is tweerichtingsverkeer, al vind ik dat wij eerst moeten géven voordat we iets kunnen terugverwachten. De Atletiekunie moet vraaggericht werken, niet aanbodgericht. Het is heel goed dat we stappen hebben gezet in het bondskader, maar de clou is dat we met al die kennis niet de wijsneus gaan uithangen en zaken gaan overnemen, maar dat we daarmee de verenigingen helpen beter te presteren in sportieve en maatschappelijke zin. In de korte tijd die ik nu bij de Atletiekunie ben, hoorde ik al van de leden dat we hierin nog kunnen verbeteren.’ Voor Hoex is ondersteuning van verenigingen cruciaal: ‘We moeten laten zien dat we willen meedenken en helpen om verenigingen beter te laten functioneren. Ik weet dat niet elke vereniging daarop zit te wachten, dus de effectiviteit van onze inbreng wordt groter als we ook weten waarméé we kunnen helpen. Ik ben blij met kritiek, want elke klacht is een advies. Het bezoeken van wedstrijden is hartstikke leuk, maar ik wil dat het bestuur ook op andere momenten zichtbaar is en meedoet. Het is makkelijk om te scoren met prestaties, maar de basis van alles is toch echt de vereniging.’ Anno 2009 is die vereniging zo mogelijk nóg belangrijker omdat sport steeds vaker als bindmiddel in wijken wordt gezien. Ook daarin wil Hoex ondersteuning bieden en hij ziet het als een voordeel dat hij in veel werkvelden – sportbonden, verenigingen, overheden – actief is geweest. Juist de atletiek kan in de wijken ‘maatschappelijk verantwoord verenigen’, zoals hij het noemt: ‘De sportvereniging functioneert niet alleen in een tak van sport, maar ook in haar leefomgeving. De club kan een link leggen met onderwijs en sociale integratie stimuleren. Atletiek heeft het voordeel dat het veel verschijningsvormen kent en een toeloop van allerlei typen en leeftijden aankan, groot, klein, sterk, tenger. Daar staat de atletiekwereld ook open voor, heb ik gemerkt. Neem zoiets als de integratie tussen valide en gehandicaptensport. Voordat ik begon, vroeg ik: “wie doet in het bestuur de gehandicaptensport?” Bleek dat dit al helemaal geïntegreerd is. Fantastisch toch?’

BANANENSCHIL
Een kwestie die het afgelopen jaar voor veel onrust in de Nederlandse atletiek heeft gezorgd, is de zaak Vroemen. En dan vooral de wijze waarop die kwestie binnen de bond heeft gespeeld. Hoewel Hoex er niet bij betrokken is geweest en er daarom geen uitspraken over wil doen, erft hij een enigszins geschonden vertrouwen: ‘Bij mijn aantreden heb ik daarover gezegd dat élk onderwerp de bananenschil kan zijn voor een bestuur. De manier waarop je met gevoelige kwesties omgaat, bepaalt of je het vertrouwen krijgt of niet. Ik wil over alles heel open zijn en hoop dat ik erin slaag om ook andere mensen van het nut van openheid te overtuigen. Niet alleen omdat dit goed is voor de Atletiekunie, maar ook omdat ik zo in elkaar zit. Ik vraag niet om vertrouwen, maar ik hoop het wel te verdienen, door open en transparant te werken.’

OS 2028
Een onderwerp dat Hoex na aan het hart ligt, en waarin hij als directeur van de volleybalbond grote successen heeft meebeleefd, is dat van de Olympische Spelen. De Spelen in 2028 in Nederland? Hoex staat er vierkant achter. Niet alleen omdat het een mooi evenement is, met atletiek als eyecatcher, maar vooral vanwege de manier waarop het eventueel organiseren van de Spelen door sportkoepel, sportbonden, bedrijfsleven en politiek wordt opgepakt: ‘Het wordt benaderd als een kans om het (top)sportklimaat duurzaam te verbeteren, het bewegingsonderwijs terug te brengen op scholen, sport als maatschappelijk verschijnsel te faciliteren, duurzaamheid in de sport vorm te geven. Kortom: daar heb je die basis weer. Als de Olympische Spelen daarin de katalysator kunnen zijn, is dat geweldig.’ Toch moet een bestuurder van de Atletiekunie ook sportieve ambities hebben. Hoex: ‘Zeker. Atletiek is dé olympische sport. En adel verplicht, ook onze lat moet hoog liggen. Dat betekent: veel aandacht geven aan talentontwikkeling, met gemeentes in de slag om accommodaties op orde te krijgen, grote internationale evenementen naar Nederland halen. Maar de toppers van de toekomst vind je alleen als het de verenigingen goed gaat. Dat is waar de sport in Nederland nu nog meer aan gaat werken. En of Nederland uiteindelijk besluit om zich kandidaat te stellen voor de organisatie van de Spelen van 2028, dat maakt dan niet uit. In de jarenlange voorbereiding daarop is dan al zóveel winst behaald voor de sport, dat deze inspanning absoluut loont.’