Held gezocht! Onze topatleten en hun idolen
De gemiddelde held van onze huidige topatleten is 40-plus, op zijn of haar hoogtepunt gestopt en bij voorkeur ook door een dalletje gegaan. Wie zijn de voorbeelden van onze toppers?
Helden, bestaan ze nog? Of is het fenomeen, na de generatie van journalist Frits Barend die nog ademloos naar iemand kon opkijken, langzaam aan het verdwijnen? Helden – mannen of vrouwen die jonge atleten tot voorbeeld strekken, door hun techniek, door hun kracht, door hun snelheid? Wie staan er vandaag de dag nog op een voetstuk? Vraag het sprinter/estafetteloper Patrick van Luijk (geboren in 1984). Of liever gezegd, vraag het hem niet, want hij laat een lange stilte vallen. ‘Een held, een held...’ zegt hij. ‘Tja.’ Middellangeafstandsloper Adriënne Herzog (1985) noemt als eerste haar vader, voormalig nationaal kampioen langlaufen. Hij bracht haar naar trainingen en wedstrijden. ‘Je moet hard trainen, meid’, zei hij altijd. ‘Maar je hebt het in je, dat zie ik. En als je écht iets wilt, dan lukt het.’
BOVEN JE BED
Discuswerper Erik Cadée komt met een heuse Oost-Duitse Jerommeke. Iemand die niet bepaald elke zondagavond op Studio Sport voorbijkwam. Cadée moest er het internet voor op, voor foto’s en fi lmpjes: Lars Riedel (1967), vijfvoudig wereldkampioen. ‘Je hebt bij discuswerpers wel eens dat ze een beetje log zijn, een beetje lomp’, zegt Cadée. ‘Maar dit was echt een atleet, met niet eens heel gespierde benen. Zo beheerst, zo schijnbaar eenvoudig als hij wierp. Dat was machtig om te zien.’ Adriënne Herzog graaft in haar geheugen. ‘Volgens mij ben ik niet zo iemand van één held’, zegt ze. ‘Maar ik kon altijd wel makkelijk enthousiast raken. Als ik bijvoorbeeld Marko Koers (1972) op televisie zag lopen, op een WK of op de Olympische Spelen, dan dacht ik: dat wil ik ook, dat kan ik ook. Of, nou ja, ik dénk dat ik dat zou kunnen.’ De Engelse Paula Radcliffe (1973) noemt ze – wereldrecordhoudster op de marathon en de 10 kilometer – en niet te vergeten de Roemeense Gabriela Szabó (1975), drievoudig wereldkampioen op de 5000 en 1500 meter. Die vrouwen hingen niet boven haar bed. Lars Riedel hing wel op de jongenskamer van Erik Cadée, naast het dartbord – net ver genoeg ervanaf om al de jaren ongeschonden door te komen.
ROLMODELLEN
Een discusheld is al geen alledaagse verschijning, maar Nederlands kampioen hinkstapspringen Fabian Florant (1983) had het nog moeilijker. Als kind op de bank vergaapte hij zich aan de Brit Jonathan Edwards (1966), die het wereldrecord van 18 meter brak. Maar niet met dezelfde ‘double-arm techniek’ waarin hij zich later zelf zou bekwamen. Dus spreekt Florant liever over ‘role models’. Dan denkt hij bijvoorbeeld aan de Zweed Christian Olsson (1980). ‘Maar je ontwikkelt je eigen techniek’, zegt hij. ‘Je evenaart je voorbeeld en zo zit je op een goeie dag zonder.’ Erik Cadée niet. Die denkt nog wel eens aan zijn Lars als hij in de werpkooi staat. ‘Niet te ingezakt, Erik... Groot houden, voor je uit kijken, armen wijd. Er staan als Riedel.’
GEMAK
‘Je idee over wat een held is, verdiept zich ook’, zegt Herzog. ‘Eerst is het ’t gemak, de techniek die je bewondert. Dan, als je zelf aan den lijve ondervonden hebt hoe keihard, hoe ongenadig sport kan zijn, krijg je ontzag voor de doorzetters. Voor hen die zich uit een diep dal terug hebben geknokt naar de top.’ Ze noemt Leontine van Moorsel (1970) en de Britse middellangeafstandsloopster Kelly Holmes (1970) die haar depressie overwon, op haar 34ste nog tweemaal goud haalde op de Olympische Spelen en daarna stopte. ‘Stoppen op je hoogtepunt’, zegt Herzog dromerig. ‘Dat lijkt me ook wel wat. Als ik dat kán, dan doe ik het.’ ‘Je hoogtepunt, je hoogtepunt...’ zegt Cadée. ‘Het hoort toch ook bij de sport om iets te bereiken en weer af te bouwen. En wat is je hoogtepunt? Hoogspringster Tia Hellebaut (1978) haalde olympisch goud in Peking en stopte. Die zal nooit meer weten of dat haar top was.’ Moet je je held eigenlijk willen ontmoeten? ‘Dat heb ik gedaan’, zegt Cadée. ‘In 2005, in Noorwegen. Nee, we hebben niet veel tegen elkaar gezegd. Ik was best wel verlegen.’ ‘Echt supertoevallig’, zegt Herzog. ‘Ik zat vandaag met Gabriela Szabó in het vliegtuig. Ik heb oogcontact proberen te maken, maar helaas. En het lukte me ook niet om bij haar te komen. Ik denk dat ik het wel leuk had gevonden om handjes te schudden.’
O JA
We nemen aan het eind van het verhaal nog even contact op met Patrick van Luijk. ‘O ja, een held’, zegt hij. ‘Het spijt me, nee, ik heb er geen kunnen vinden.’ Juist. Held gezocht voor Van Luijk.