Fynn van Buuren: "Paralympische atleten moeten vaak meer hobbels overwinnen"

Geplaatst op Woensdag, 21 februari 2018
Fynn van Buuren: "Paralympische atleten moeten vaak meer hobbels overwinnen"

Zelf was hij de laatste jaren vooral als kogelslingeraar actief. Als trainer richtte Fynn van Buuren (24) zich al op de brede atletiek. Nu is hij talentcoach voor de Para Atletiek en ervaart hij vooral veel overeenkomsten tussen atleten met en zonder een beperking, maar ziet hij ook de “extra hobbels” bij de sporters die hij nu op Papendal begeleidt. Wie is de man die sinds november in dienst is van de Atletiekunie?

"De passie werd alleen maar groter"

Fynn van Buuren doet al zijn hele leven aan atletiek, zo vertelt hij enthousiast. Al heeft hij zich vanaf zijn vijftiende moeten beperken tot het kogelslingeren, omdat hij als jong werper ‘zijn elleboog had gesloopt’, zoals hij dat verwoordt. ‘Ik behoor als serieus wedstrijdsporter tot de Nederlandse subtop, met mijn p.r. van 42 meter’. Al sinds zijn juniorentijd is hij ook actief als trainer. ‘Daar haal ik ook heel veel plezier uit. Ik geniet ervan om in een goede verstandhouding met mensen samen te werken aan hun prestaties. Dat ben ik eigenlijk steeds belangrijker gaan vinden.’ Hij combineerde beide activiteiten al toen hij nog in Wageningen woonde en lid was van AV Pallas’67. ‘Die passie werd in de loop der tijd alleen maar “groter”, dus ik wist wel dat ik na mijn middelbare school een sportopleiding wilde gaan doen.’

Structuur en een planmatige aanpak

Opmerkelijk genoeg koos hij voor sportmanagement in Groningen. ‘Geen ALO-opleiding inderdaad. Ik zie mezelf niet als docent bewegingsonderwijs. Ik werk graag met gemotiveerde sporters. Dat deed ik in Groningen als lid van studentenatletiekvereniging Vitalis, waar ik ook zelf trainde. Daar gaf ik training aan een groep atleten op de explosieve onderdelen van Vitalis en Groningen Atletiek. En tijdens mijn afstuderen heb ik stage gelopen bij RTC Noord atletiek. Later ben ik daar aan het werk gegaan als talentscout en trainer van de locaties Emmen en Groningen.’

Ook als trainer heb je baat bij goed management, vindt Van Buuren. ‘Ik hou ervan om zaken goed te regelen in de samenwerking met mijn atleten en ik hecht ook aan een planmatige, goed gestructureerde aanpak. Ik denk dat je daarmee een kwaliteitsslag kunt maken.’

Op 1 november kwam hij in dienst bij de Atletiekunie als talentcoach voor de Para Atletiek. In de eerste twee maanden combineerde hij dat werk nog met zijn taken in Groningen; sinds begin dit jaar is hij fulltime werkzaam op Papendal. ‘Ik ben de hoofdtrainer van een groepje van vier jonge talenten die elk meerdere dagen per week op Papendal trainen en verblijven. Die groep bestaat uit een wheeler, twee verspringers en een sprinter/kogelstoter. ‘Het zijn sporters met verschillende fysieke en verstandelijke beperkingen, van wie we verwachten dat ze in de komende twee, drie jaar kunnen doorgroeien naar de top. Hij werkt op Papendal samen met Arno Mul die, sinds het vertrek van Guido Bonsen, de topselectie van wheelers én staande atleten onder zijn hoede heeft.

Oplossingen zoeken waar mogelijk

Van Buuren ziet dat de training van de staande atleten qua techniek en inspanningsfysiologie niet heel sterk verschilt van de trainingen die hij in het verleden gaf. ‘De staande atleten en de wheelers kunnen veel samen doen, bijvoorbeeld in de krachttraining. Maar bij de andere trainingen vormen wheelers wel een aparte wereld.’ ‘Het uitgangspunt is dat we beginnen te trainen alsof er geen sprake is van een beperking en oplossingen zoeken waar dat nodig blijkt te zijn. Dat is ook het advies dat we aan clubtrainers geven. Bijvoorbeeld bij een spast, omdat diens balans veel sneller verstoord is en hij of zij dus minder goed kan hordenstappen. Dat zoeken vergt de nodige creativiteit en soms moet je er gewoon omheen werken. Maar gelukkig heeft Arno al een jarenlange ervaring. Al blijft het zo dat de trainingseffecten minder voorspelbaar zijn. Het is meer “trial and error”.’

Van Buuren verzorgt wekelijks ook een nationale talententraining op Papendal. ‘Daar komen naast mijn eigen vier atleten zes anderen, die vooral bij hun eigen vereniging trainen. Bij die laatste groep overleg ik met hun vaste trainers, die er ook geregeld bij zijn. Dan wisselen we uit wat we zien en hoe we denken over het trainingsprogramma.’

In samenwerking met de Johan Cruijff Foundation willen we voortbouwen op de resultaten en ervaringen van de afgelopen jaren teneinde het talentprogramma voor de para atletiek nog beter toegankelijk te maken voor jonge atleten.

Talentdagen

Para atleten moeten vaak meer hobbels overwinnen dan andere sporters, zo denkt Van Buuren. ‘Sommigen zijn afhankelijk van de medische ontwikkeling van hun handicap. Voor een zwakbegaafde kan het bijvoorbeeld lastig zijn om langer dan twee dagen op Papendal te zijn, weg van de vertrouwde omgeving. Ook het scouten van talenten is lastiger: er zijn geen ranglijsten en de meeste jongeren hebben ook nog geen classificatie van hun handicap, zodat je hun prestaties moeilijk kunt vergelijken met anderen.’ ‘Wat wel goed werkt zijn de talentdagen die NOC*NSF regelmatig organiseert. Daar kunnen we sporters die belangstelling én aanleg hebben voor atletiek uitnodigen om een paar keer te komen trainen.’

Bij de selectie van talenten speelt ook de mondiale ontwikkeling op de diverse onderdelen een rol, zegt Van Buuren. ‘Het wheelen is heel breed en sterk ontwikkeld en het vergt veel talent om door te stoten naar de top. Op andere onderdelen is dat minder het geval. Je moet ook kijken naar de ontwikkelingsmogelijkheden van de atleet zelf: kan iemand met een bovenbeen amputatie leren lopen op een blade? Dat is echt een skill.’

En dan speelt het hele paralympische systeem van het indelen van sporters naar de klasse van handicap een rol. ‘Gelukkig is onlangs vastgesteld welke onderdelen op het programma van de Paralympics in 2020 komen. Ons trainingsprogramma is alleen gericht op atleten die uitkomen op deze onderdelen, daarom is er met de vaststelling van het programma wel meer rust gekomen. Komend voorjaar zal een groot deel van de atleten opnieuw geclassificeerd worden. Dat gebeurt bij wedstrijden in Zwitserland en dat is voor veel van onze atleten heel bepalend voor de medaille-kansen. Daarnaast vormen dit jaar de EK in Berlijn een belangrijk doel.’


Tekst: Cors van den Brink
Foto: Mathilde Dusol