De meerkamp puntentelling

Geplaatst op Vrijdag, 13 mei 2016
De meerkamp puntentelling

De meerkamp bestaat uit danwel tien of zeven onderdelen voor respectievelijk mannen en vrouwen. Deze onderdelen worden in twee dagen uitgevoerd, waarna er een winnaar uitkomt op basis van een puntentotaal. Het is binnen de atletiek fysiek de meest veeleisende strijd van allemaal.

Maar hoe werkt zo’n puntentelling precies?
Om dat nader te bekijken, focussen we voor nu even op de tienkamp van de mannen, bij de vrouwen gaat de puntentelling hetzelfde in zijn werk. Op de eerste dag staan de 100m sprint, verspringen, kogelstoten, hoogspringen en de 400m op het programma. De tweede en laatste dag werken de atleten achtereenvolgend de 110m horden, het discuswerpen, polsstokhoogspringen, speerwerpen en tot slot een 1500m af. Voor elk onderdeel zijn punten te scoren aan de hand van een vooraf vastgestelde formule. De punten die je per onderdeel scoort, worden bij elkaar opgeteld en de atleet die aan het einde de meeste punten bij elkaar verzameld heeft, wint.

Nu zijn die formules eigenlijk een beetje vrije uitvindingen. Iemand heeft zover terug als het jaar 1912 voor het eerst een wiskundige formule op deze meerkamp los gelaten. Vervolgens is dit in de loop der jaren geëvolueerd tot het puntensysteem dat we vandaag de dag hanteren. Een zorgvuldig systeem om bij zowel tijdsgebonden als afstandsgebonden disciplines eenzelfde aantal punten te kunnen verdienen, is cruciaal om een eerlijke strijd te kunnen verzekeren. Het puntensysteem is zo ingericht dat een goede score op elk onderdeel ongeveer een puntentotaal van 1000 punten oplevert.

Om voor elk specifiek onderdeel op eenzelfde aantal punten uit te komen, heeft men ooit formules bedacht. Er zijn twee formules: eentje voor de looponderdelen omdat hier de laagste tijd het hoogste puntentotaal verdient, en eentje voor de spring- en werponderdelen omdat hier een zo hoog mogelijke score het hoogste aantal punten verdient. De formules zien er als volgt uit.

Looponderdelen: P = A(B-T)^c

Spring- en werponderdelen: P = A(M-B)^c

Hierin is P het aantal punten, T de tijd in seconden en M de hoogte of afstand in meters. De andere waarden zijn vooraf in te vullen per onderdeel aan de hand van de volgende tabel:

Onderdeel A B C
100m 25,4347 18 1,81
Verspringen 0.14354 220 1,4
Kogelstoten 51.39 1,5 1,05
Hoogspringen 0,8465 75 1,42
400m 1,53775 82 1,81
110m horden 5,74352 28,5 1,92
Discuswerpen 12,91 4 1,1
Polsstokhoogspringen 0,2797 100 1,35
Speerwerpen 10,14 7 1,08
1500m 0,03768 480 1,85

Om tot deze waarden te komen, hebben ze ooit bedacht wat per onderdeel een goede en een slechte score is. Voor de 100m sprint is een slechte score 18 seconden en is een goede score 10,4 seconden. Een uitslag van 18 seconden levert je een score van 0 punten op. Een uitslag van 10,4 levert je een score van 1000 punten op.

In onderstaande tabel zie je welke tijd of afstand je moet halen om per onderdeel 1000 tot 700 punten te behalen:

Onderdeel 1000 punten 900 punten 800 punten 700 punten Eenheid
100m 10.4 10.83 11.28 11.76 Seconden
Verspringen 7,76 7,36 6,941 6,51 Meter
Kogelstoten 18,4 16,79 15,16 13,53 Meter
Hoogspringen 2,2 2,1 1,99 1,88 Meter
400m 46.17 48.19 50.32 52.58 Seconden
110m horden 13.8 14.59 15.42 16.29 Seconden
Discuswerpen 56,17 51,4 46,59 41,72 Meter
Polsstokhoog 5,28 4,96 4,63 4,29 Meter
Speerwerpen 77,19 70,67 64,09 57,45 Meter
1500m 3:53.97 4:07.42 4:21.77 4:36.96 Seconden

Behaal je op alle onderdelen de goede score kom je op een totaal van 10.000 punten uit. Het huidige wereldrecord staat op dit moment op naam van de Amerikaan Ashton Eaton en bedraagt 9045 punten. Een flinke prestatie. Wanneer een atleet op alle losse onderdelen een wereldrecord zou vestigen komt hij rond de 12.500 punten uit.

Mocht bovenstaande nog niet helemaal duidelijk zijn kijk dan even het volgende filmpje: