The Best Ever – Tokio 1991
Zou-ie het wel of zou-ie het niet zeggen? Een vol Olympisch stadion wachtte gespannen af of Juan Antonio Samaranch de befaamde woorden zou uitspreken tijdens de sluitingsceremonie. En jawel hoor: iedere keer weer noemde de IOC-praesis het zojuist afgeronde evenement ‘the best ever Games\'. Luid gejuich steeg op. Het doel was bereikt.
We dachten dat we daar dankzij Jacques Rogge vanaf waren. De Belg liet in 2004 - voor in Athene het vuur werd gedoofd - al uitlekken dat hij wilde breken met die traditie. Nu was er in de Griekse hoofdstad ook weinig aanleiding om de zinsnede op te nemen in zijn toespraak. Maar ook Londen hoeft er niet op te rekenen.
Maar nu zijn er de Koreanen die Rogges collega van de IAAF, president Lamine Diack, flink onder druk zetten. Overal lees je hier in Daegu dat het WK-toernooi ‘de beste kampioenschappen ooit\' moeten worden. Zondagavond 4 september zullen we weten wat Diack ervan vindt - als hij er tenminste wel iets over gaat zeggen.
Wie de geschiedenisboeken van de internationale atletiek er op naslaat, leest in de terugblikken op WK\'s overigens iedere keer dat er nog nooit zo goed was gepresteerd als ... Waarna een reeks records of andere bijzondere prestaties die stelling moesten onderbouwen. Wie zelf een objectieve vergelijking wil maken: op deze site van de IAAF zijn alle uitslagen van alle WK\'s terug te vinden.
Deze week duik ik in dit rubriekje ook in de geschiedenis van de WK\'s en heel eigengereid begin ik, na deze veel te lange intro, bij het eerste toernooi dat ik zelf heb bijgewoond: Tokio 1991.
Al op de tweede dag kregen de Japanners een 100m-finale die zijn weerga nog niet kende. Zes sprinters bleven onder de 10 seconden, met Carl Lewis als winnaar en nieuwe wereldrecordhouder. Hij loste Leroy Burrell af, die eerder die zomer 9,90 had gelopen. De records van Ben Johnson uit de tachtiger jaren waren al uit de boeken geschrapt wegens zijn toegegeven dopinggebruik. Het zestal van Tokio:
1. Carl Lewis 9,86
2. Leroy Burrell 9,88
3. Dennis Mitchell 9,91
4. Linford Christie 9,92
5. Frankie Fredericks 9.95
6. Ray Stewart 9,96
Burrell verbeterde dus zijn eigen wereldrecord, maar zag het record zelf in de handen van een ander overgaan. Toen hij het in 1994 terugkreeg, nadat hij in Lausanne 9,85 had gelopen, sprak hij de gedenkwaardige woorden: ‘een record is als een hete aardappel, die je liever weer kwijt bent.\'
Lewis zelf overkwam vijf dagen later bijna hetzelfde. In de gedenkwaardige finale van het verspringen viel het 23 jaar oude record van Bob Beamon (8,90 in Mexico City, 1968). In de vierde ronde kwam Lewis tot 8,91, maar hij had daarbij teveel rugwind (+2,9). Bovendien werd die prestatie verbeterd door Mike Powell, die in de vijfde ronde 8,95 (+0,3) sprong en uit puur enthousiasme een official op zijn kale bol kuste. Het was een frivoliteit die Lewis zich nooit gepermitteerd zou hebben.
De complete serie van beiden:
Powell: 7,85 - 8,54 - 8,29 - x - 8,95 - x
Lewis: 8,68 - x - 8,83 (+2,3) - 8,91 (+2,9) - 8,87 - 8,84
En de Nederlanders? Erik de Bruin was de enige finalist in Tokio. Hij won een zilveren medaille en wierp de discus naar 65,82m in de laatste ronde. Het goud was voor Lars Riedel (66,20).
Cors van den Brink