2012 volgens Peter Verlooy

Geplaatst op Donderdag, 1 maart 2012
2012 volgens Peter Verlooy

\"‘Volgens het beleidsplan van de Atletiekunie zetten we voor Londen in op vijf finaleplaatsen en twee medailles. Dat is ambitieus, de lat ligt hoog. Die vijf finales zijn pittig, de twee medailles een droom. Dat we ambitieuze doelen hebben is helder. Dat maakt ook energie vrij, om tóch in de buurt te komen. Maar historisch gezien is het simpel, met vier medailles (Mia Gommers, Ria Stalman, Ellen van Langen, Gerard Nijboer) sinds 1948. Dan is de ambitie van twee medailles op één Olympische Spelen wel heel erg hoog.

\"\"
Technisch Directeur Atletiekunie Peter Verlooy

Ik zoom liever in op wat haalbaar is en kijk naar een persoonlijke norm per atleet. Stel Rutger Smith en Lornah Kiplagat komen in de finale of topacht met een persoonlijk record, dan hebben ze een grens overschreden. Dan kun je moeilijk over mislukte Spelen spreken, ook al pakken ze geen medailles.
Ik praat liever over finaleplaatsen; het is de eerste stap op weg naar een medaille. Troy Douglas zei ooit: Once you\'re in the final, winning a medal is easy. Typisch Troy, maar er zit een kern van waarheid in. Het aantal finaleplaatsen geeft voor mij de grote lijnen weer - zitten we met ons beleid op het juiste spoor?

Op de WK in Deagu was het doel vier finaleplaatsen, het bleef bij één vijfde plek voor Eelco Sintnicolaas. Nee, ik ben niet geschrokken. Ik zie dagelijks waar iedereen mee bezig is, dus kan ik inschatten wat op een WK gaat gebeuren. Een aantal atleten was daar goed, voor anderen was het een wake up call, elf maanden voor Londen. Deagu gaf een realistisch beeld van onze plek ten opzichte van de mondiale top. En laten we niet vergeten dat in een paar jaar tijd een hele generatie is afgezwaaid, met Maase, Ruckstuhl, Blom, Liefers, Warners.

In 1983, op de eerste WK ooit in Helsinki, haalden 22 landen een medaille. Wij ook, met Rob Druppers. In Deagu 2011 waren dat 41 landen. Een teken van de enorme mondialisering van de atletiek. Die ontwikkeling kun je niet los zien van wat wij doen. We worden wel beter, maar de rest ook. We hebben meer geld, we hebben intensievere programma\'s. Maar andere landen ook. We moeten steeds meer investeren om kleine verschillen te maken.

2012 is een tussenstap op weg naar Rio de Janeiro 2016. Dan zijn we tien jaar verder en moeten we terugzien waarmee we in 2006 zijn begonnen; de fulltime programma\'s op Papendal en Sittard (polshoog). Aanvankelijk met twee bondscoaches en twee atleten, inmiddels met acht coaches en zestig atleten. We hebben een stevig schoolgebouw neergezet, een Harvard voor de atletiek om die reis naar de top te maken. Dat vraagt ook tijd. Op jeugdtoernooien scoren we meer medailles. Het zijn de eerste vruchten van intensief topsportbeleid. We hebben niet het primaat, ook elders in het land zien we goede initiatieven en programma\'s.

Hoe succesvoller we zijn, hoe meer subsidie we krijgen. Maar ook als we in 2012 zonder medailles thuiskomen, blijft de basis van onze Harvard overeind. Atleten, coaches en faciliteiten hebben we, maar daar omheen hebben we meer experts nodig. Die kersjes op de taart moeten komen uit dat extra geld. Daar zit de winst. We hebben niet eens een andere keuze als we meer medailles willen.

Voor vijf finalisten in Londen zijn minstens tien kandidaten nodig. Die hebben we nog niet. Maar als ik rondloop op Papendal, zie ik hoe iedereen zich uit de naad werkt om in die wereldtop te komen. In 2012 wordt voor ons de EK in Helsinki ook heel belangrijk, daar liggen kansen. Ik verwacht de grootste EK ploeg ooit en we hebben niks aan de limieten veranderd. Daaraan kun je meten hoe groeiende het is. Voor mij de volgende stap in die lijn van succesvolle jeugdtoernooien.\"


Tekst: Pim van Esschoten
Foto: Erik van Leeuwen